Een beeld dat je niet vaak ziet: negen Deurnese burgers zitten aan de raadstafel in het gemeentehuis, een plek die normaal gesproken aan politici voorbehouden is. Ze zwoegen deze zaterdagmiddag op het correct opschrijven van zinnen in het Deurnes dialect. Het dictee, gegeven door Hans van Hoek, is georganiseerd door de bibliotheek in het kader van het boekenweekthema ‘Je moerstaal’.
Dat het Deurnes dialect voor veel aanwezigen inderdaad hun moedertaal is, blijkt uit de vele reacties. Hans van Hoek – hij schreef een boek over het dialect – is nauwelijks begonnen met zijn introductie of er gaan klanken van herkenbaarheid door het publiek.
‘Ja, ja!’ en ‘O ja’ wordt er gemurmeld als Hans smakelijke anekdotes opvoert over de Deurnese taal. Hij was vroeger basisschoolonderwijzer en destijds spraken veel kinderen nog dialect. “Ik legde eens uit wat een hark was en één van de leerlingen snapte het niet. Toen viel ineens het kwartje en zei hij: ‘Oh, u bedoelt een grijzel!’”
‘Ut trekt op de voorste koe’
Zo passeren er nog veel meer echte Deurnese woorden en uitdrukkingen zoals, ‘Dur komt er inne de klink lichte.’ (Vergeef het de verslaggever als de schrijfwijze van het dialect niet klopt.) Dit betekent dat een jongen voor het eerst bij een meisje thuis kwam als ze verkering hadden. Of: ‘Ut trekt op de voorste koe.’ Deze uitspraak werd gedaan als het tochtte via de voordeur.
Ook toeschouwer Leo van Berlo herkent veel uit het Deurnes. Hij woont al zijn hele leven in het Peeldorp. “Thuis spreek ik dialect. Mijn kinderen nog maar half en mijn kleinkinderen, op één na, niet. Ik vind het mooi en ik vind dat we het moeten blijven gebruiken. Natuurlijk niet in alle situaties, maar het mag niet verloren gaan.”
Zo dacht Van Hoek er in 1996 ook al over. Daarom dronk hij ‘sloten koffie’ bij ouderen terwijl hij hun taalgebruik vastlegde. Hij bedacht zelf de schrijfwijze van het Deurnes. Dit resulteerde in het boek ‘Deurnes dialect’ waarvan in drie weken tijd duizend exemplaren werden verkocht.
Lesje Deurnes
Voordat het dictee begint, geeft hij een korte ‘les’ over de juiste spelling van zijn favoriete taal. “Je schrijft het zoals het klinkt. Bijvoorbeeld: ‘Kàànde ge di uitlegge?’ Dan komt er een accent grave op de twee A’s omdat het een korte klank is.” Juist ja. Zo gaat de voormalige leraar alle klinkers af. Hij eindigt met: “Geen N achter werkwoorden zetten! Het is eigenlijk niet zo moeilijk.” Het publiek lacht.
Dan mogen de dappere Deurnenaren plaatsnemen aan de raadstafel en kan de uitdaging beginnen. Van Hoek leest langzaam en goed articulerend de eerste zin voor: “Lót weete dèdege òjt Deurze kòòmt.” De radartjes in de hoofden van de deelnemers beginnen te draaien. Je ziet ze bijna denken aan het bord met de geschreven klinkers erop.
‘Dè viel nie mee’
‘Poeh, dat valt niet mee’, klinkt het. Bij zin drie gaan ook de wenkbrauwen in het publiek omhoog. “Ik ben kèps en hij is zööjke.” Probeer daar maar eens chocola van te maken. Gelukkig licht Van Hoek de betekenis toe: “Ik ben blut en hij heeft er evenveel als waarmee hij is begonnen.”
Na tien zinnen gaat de jury in beraad over de uitslag. Ondertussen praten de deelnemers en het publiek na over de hoge moeilijkheidsgraad. “Ik had thuis van tevoren het boek nog bestudeerd”, zegt Van Berlo. “Maar ik vond het toch moeilijk om het goed op te schrijven.”
In 1996, tijdens het allereerste Deurnese dictee, won hij de tweede prijs. Dit maal zit er geen prijs voor hem in. De winnaar van vandaag is Pieter-Jan van der Heijden. Hij maakte slechts vier fouten. Dat is knap, want zoals een echte Deurnenaar zou zeggen: ‘Dè viel nie mee, ópschrééve wà dèdege huijert.’
Foto’s: Harold van der Burgt