Het was niet zo dat ze grote schoenen moest vullen toen Katjuscha Otte vijf jaar geleden directeur werd van Museum De Wieger. Er was destijds immers geen directeur. Maar ze kreeg wel een duidelijke missie mee: ‘Maak van het museum een levendige plek.’ Dat is aardig gelukt, blijkt uit reacties en bezoekersaantallen.
Bij een directeur hebben mensen vaak het beeld van iemand die alleen bezig is met beleid, cijfers en management, maar dat is bij Otte zeker niet het geval. Tot haar genoegen staat ze ook regelmatig op de museumvloer, is ze buiten in de tuin te vinden of is ze op pad om een bijzonder kunstwerk binnen te slepen voor het museum.
Op de dag van het interview heeft ze ’s ochtends al overlegd met de bestuursvoorzitter van De Wieger en de vrijwilligers die de tuin bijhouden. ’s Middags gaat ze aan de slag met de begroting voor volgend jaar en ze is bezig met een nieuwe aankoop waarover binnenkort meer bekend wordt.
Beleid én tentoonstellingen bepalen
“Ik ben een echte generalist. Ik hou van de variëteit in mijn werk.” Wat dat betreft is deze functie haar op het lijf geschreven, want behalve directeur is Otte ook curator van De Wieger. “Samen met een team van vrijwilligers stel ik tentoonstellingen samen. Eigenlijk heb ik twee banen in één.”
Dat is soms pittig, maar vooral leuk, vindt de van oorsprong kunsthistoricus. Ze kent de museumwereld na bijna 25 jaar inmiddels op haar duimpje. Voorheen was ze zelfstandige en organiseerde ze exposities voor allerlei musea in Nederland, waaronder De Wieger.
“Daarvan kende ik Deurne, maar verder had ik hier geen connecties.” Dat werd anders toen ze in het museum kwam werken. “Ik heb de afgelopen jaren een groot netwerk opgebouwd. Hierdoor is mijn binding met Deurne sterker geworden.”
Struinen in De Peel
Dat geldt trouwens niet alleen op werkgebied, maar ook privé. Otte woont in het stadse Amersfoort, maar sinds twee en een half jaar is ze vaker in het Peeldorp te vinden. “Ik heb hier mijn vriend leren kennen. Samen trekken we er graag op uit. We gaan bijvoorbeeld wandelen in de bossen of een drankje doen bij de lokale horeca.”
Ze voelt zich nu helemaal senang met haar werk. Dat was in het begin anders. “Ik vond het best spannend. Als buitenstaander moest ik het hier toch waar zien te maken. Maar ik ben er steeds verder in gegroeid. Één van de dingen waar ik trots op ben, is dat we van incidentele naar structurele subsidie zijn gegaan. En dat notabene in coronatijd.”
Vlak nadat Otte in dienst kwam, sloeg corona toe. Het museum moest dicht, maar de situatie bood wel de kans om andere zaken aan te pakken. “We hebben geschilderd in die tijd. Ik heb een nieuw beleidsplan ontwikkeld en uitgevoerd. Hierdoor konden we vaste medewerkers aannemen en de huisstijl en website vernieuwen.”
Een warm gevoel
Alles deed ze met in haar achterhoofd haar missie: ‘Maak van De Wieger een levendigere plek’. “Dat is gelukt. Bezoekers van binnen en buiten Deurne zeggen steeds vaker dat er een prettige sfeer heerst en dat ze het leuk vinden dat er van alles te doen is. Dat geeft me een warm gevoel. Dit hebben we toch maar mooi als team voor elkaar gekregen!”
De bezoekersaantallen bewijzen het ook. In 2023 kwamen er 12.700 mensen, waaronder 1.400 leerlingen, een kijkje nemen in het voormalige woonhuis van Hendrik Wiegersma, de arts en kunstenaar op wie het museum geënt is. Voor een klein museum is dat een behoorlijk aantal.
Er zijn de afgelopen jaren verschillende activiteiten toegevoegd, zoals muzikale optredens, schrijversbezoeken, workshops en rondleidingen. Ook onderhoudt het museum samenwerkingen met andere Deurnese culturele (gang)makers, zoals de Willibrorduskerk en Henry van den Berkmortel van het Tuinpad Park.
Wensenlijstje
“Voor de toekomst hoop ik dat nog meer instellingen in Deurne elkaar opzoeken. Er zijn verschillende historische en culturele plekken die in de periferie van het dorp liggen. Als we die met elkaar verbinden, dan kunnen we samen naar buiten treden: ‘Deurnese cultuur, dat zijn wij.’”
Als de directeur dan toch aan het wensen is: “We willen graag verbouwen. Er is al lang niks gebeurd aan het pand. Als we willen blijven ontwikkelen, dan moeten we ook de faciliteiten hebben, zoals een bezoekerscafé en een grotere entree. Brainport, en dus ook onze gemeente, groeit enorm. Als we meer ruimte hebben, kunnen we hierop inspelen en nog meer tentoonstellingen, workshops en rustmomentjes aanbieden.”
Foto’s: Josanne van der Heijden